maandag 23 augustus 2010

Sail

Ik probeerde me voor te stellen hoe dat nou zou zijn, dobberend op zee, met om je heen niets anders dan de woelige baren en de horizon. Of zie je dan vier horizonnen? En dan zou ik daar liggen in het net onder de boegspriet, met een boekje en een zonnebril, terwijl aan dek vijftig matrozen in witte pakjes en blauwe kragen met die robuuste Russische petten op, liedjes zongen en schrobten. 's Avonds ging ik slapen in mijn hangmat, zachtjes wiegend op de deining van de golven en als ik dan door mijn patrijspoort keek, zou ik niks anders zien dan het groenblauwe water.

Ondertussen ploegde ik voort op de kade van het IJ, terwijl mijn achterbuurman op mijn slipper stond en ik struikelde over een buggy.

1 opmerking:

  1. Toen wij van Rotterdam vertrokken,

    met de "Edam" een ouwe schuit,

    met kakkerlakken in de midscheeps

    en rattennesten in ’t vooruit….



    Toen hadden we een kleine jongen

    als ‘ketelbink’ bij ons aan boord

    die voor den eersten keer naar zee ging

    en nooit van haaien had gehoord……….



    Die van zijn moeder aan de kade

    wat schuchter afscheid nam

    omdat-ie haar niet durfde zoenen,

    die straatjongen uit Rotterdam……..



    Hij werd gescholden door de stokers

    omdat-ie van de eersten dag,

    toen wij maar net de pier uitwaren

    al zeeziek in het ‘foc-sle’ lag…..



    En met jenever en citroenen

    werd hij weer op de been gebracht,

    want zieke zeelui zijn nadelig

    en brengen schade aan de vracht…..



    Als-ie dan sjouwend met zijn ketels

    van de kombuis naar voren kwam,

    dan was het net een brokkie wanhoop,

    die straatjongen uit Rotterdam…..



    Wanneer hij ’s avonds in zijn kooi lag

    en na zijn sjouwen eind’lijk sliep

    dan schold de man die ‘wacht-te-kooi’ had

    omdat-ie om zijn moeder riep….



    Toen is-ie op een mooien morgen

    ’t was in den Stille Oceaan,

    terwijl ze brulden om hun koffie,

    niet van zijn kooi goed opgestaan…



    En toen de stuurman met kinine

    en wonderolie bij hem kwam,

    vroeg hij een voorschot op zijn gage

    voor ’t ouwe mens in Rotterdam………



    In zeildoek en met rooster baren

    werd hij dien dag op ’t luik gezet,

    de kapitein lichtte zijn petje

    en sprak met groc-stem een gebed…..



    En met "Een-twee-drie-in-Godsnaam!"

    ging ’t ketelbinkie overboord,

    die ’t ouwetje niet durfde zoenen

    omdat dat niet bij zeelui hoort……



    De man een extra mokkie ‘schoot-an’

    en ’t ouwe mensch een telegram

    dat was het einde van een ‘zeeman’

    die straatjongen uit Rotterdam……….

    BeantwoordenVerwijderen