donderdag 22 maart 2012

Schoottv

Een jaar of tien was ik en een vriend van mijn ouders was jarig. Wij erheen natuurlijk, met het hele gezin. Er waren alleen maar volwassenen op de verjaardag, zoals altijd; ook de zoon van de vriend van mijn ouders was in mijn ogen al stokoud. Broer en ik verveelden ons dus te pletter. Want de jaren '70-Playmobiel, die kenden we zo langzamerhand wel en Cluedo snapten we niet zonder de uitleg van een groot mens. Maar alle grote mensen zaten in een kringetje en converseerden.

Goddank kreeg mijn moeder een Eureka-moment. Een moment dat mijn hele leven zou veranderen. Of eigenlijk: had kúnnen veranderen. Ze besloot dat het voor iedereen beter was dat wij naar de televisie zouden gaan kijken. Dan zouden we tenminste een uurtje onze mond houden. Lees: niet hangen, niet zeuren en niet steeds opnieuw maar weer vragen of mama iets wist om te doen.

Die avond zag ik één van mijn eerste speelfilms ooit op de televisie: Willow, een avonturenfilm over een dwerg die een baby moest redden. Ik had weleens een half uurtje bij een vriendinnetje naar Dirty Dancing mogen kijken en ook al weleens een stukje Grease gezien, maar een hele film, van het begin tot het eind en vooral ook: zonder dat mijn ouders meekeken, dat was me nog nooit overkomen.

Tot het eind, zei ik. Maar die vlieger ging mooi niet op. Rond een uurtje of half tien, ruim voor de ongetwijfeld zeer spannende ontknoping, moesten we ineens naar huis. Naar dat moment hadden we de halve verjaardag uitgekeken, maar nu het echt leuk begon te worden, en de film het spannendst, besloten onze ouders dat het mooi geweest was.

Waarom doen ouders dat toch altijd? Op andere feestjes ook: net als je eindelijk vriendschap had gesloten met de onbekende buurkinderen of neefjes en nichtjes en de gebaksvorkjes door de kamer vlogen, was het tijd om te gaan. Hoezo?

Zeuren, dreinen en zelfs huilen hielp niet. Wij gingen. In de auto, ruim een uur terug naar huis. Een uur waarin ik de hele ontknoping van Willow had kunnen zien! Mokkend keek ik uit het raampje, oranje lichten schoten voorbij, en ik bedacht ik me hoe ongelofelijk fijn het toch zou zijn als ik de televisie mee had kunnen nemen op de achterbank. Dat ik gewoon vanaf mijn schoot verder had kunnen kijken! En dan vanuit de auto had kunnen weten hoe de film zou aflopen! Een schoottv! Dat zou bijna net zo cool zijn als de beeldtelefoon die ik al eerder had gefantaseerd. Waarmee ik naar oma zou bellen en dat ik haar en opa dan gewoon zou kunnen zien zitten! Maar ja, zoiets gaafs, dat zou wel nooit uitgevonden  worden...

Nog altijd ben ik trots op het feit dat ik eigenlijk de bedenker van de iPad ben. En dat ik nu, hangend in de zon op het balkon, op mijn laptop dit stukje kan tikken. En zodadelijk ga ik een film kijken. Buiten. Op donderdagmiddag. Omdat dat tegenwoordig zomaar kan. En mijn tienjarige ik kan dat nog steeds niet geloven. Zou de koelkast die zelfstandig aan de supermarkt doorgeeft dat de melk op is, dan binnenkort ook in mijn keuken staan?

woensdag 19 oktober 2011

Paukenist

Ik was bij de vijfde en zesde van Beethoven, in de Doelen in Rotterdam. De koningin was er ook. Dat was vast omdat de 76-jarige dirigent van Het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat de hele week alle symfonieën van Beethoven speelde, schuifelend het podium op en af ging. Hij had prins Claus kunnen zijn. Maar hij was Frans Brüggen en dirigeerde, zittend, als een jonge vent.

Het Orkest van de Achttiende Eeuw maakt muziek zoals ze dat in de achttiende eeuw ook al deden. Zo authentiek mogelijk dus. Met een soort houten hobo en houten fluiten. En drie contrabassen. Die had ik nog nooit in een symfonieorkest gezien, maar dat kan ook aan mij liggen. En alle muzikanten speelden alsof hun leven ervanaf hing. Vooral de fluitiste en de contrabassisten. Die laatsten bewogen met zijn drieeën alsof zij een heuse choreografie hadden ingestudeerd. Bij elke stevige streek boog hun bovenlijf ietsjes naar voren, moest het geluid nog harder, dan boog hun hoofd mee, werd er weer ingehouden dan zwenkten ze weer soepel terug in positie. Prachtig.

En zoals het een waar symfonieorkest betaamt, was er natuurlijk ook een paukenist. Geen goed klassiek stuk zonder een paar stevige hengsten op de trommels, vind ik. Alleen deze paukenist zat er een beetje verloren bij. Frans Brüggen dirigeerde eerst de zesde van Beethoven, oftewel de pastorale. Een stuk van ruim 50 minuten. En de paukenist heeft daarin zegge en schrijve drie keer mogen slaan. Dat deed ie goed hoor, daar niet van. Met zoveel overgave dat de bureaustoel waarop hij zat bij elke slag een stukje omhoog wipte. Alleen, het was maar drie keer. De rest van de tijd zat hij, zijn handen in zijn schoot gevouwen, voor zich uit te staren, of controleerde hij nog één keer of het paukenvel wel goed gespannen was. En nog eens en nog eens. Tijd genoeg.

In de vijfde van Beethoven, dat u allemaal kent (Tatatatááá, tatatatáááá), had de paukenist wat meer geluk. Ik schat dat hij zijn pauken een keer of zeven, acht heeft mogen beroeren. En de rest van het orkest maar blazen, strijken, fluiten en  toeteren.

Dus de vraag die al weken door mijn hoofd spookt is: verdient een paukenist evenveel als een, zeg, violist of fluittist? Hij doet bijna niks! Of is pauken spelen gewoon heeeeel erg moeilijk?

maandag 18 juli 2011

Licht achter het raam

Jaren geleden werd mijn vader geopereerd aan een hernia. Het ziekenhuisraampje waar hij achter lag, kan ik nog altijd precies aanwijzen. Samen met mama en mijn broertje stond ik na het bezoekuur naar dat raampje te zwaaien, ook al wisten we dat papa zijn bed nog lang niet uit kon.

Sindsdien heb ik iets met ziekenhuisraampjes, zeker als het donker is en het licht achter het raam brandt. Omdat ziekenhuisraampjes meestal hoog zitten, zie je vaak niet meer dan een televisie aan het plafond, de rails van het gordijn om het bed en heel soms de papegaai, het handvat waaraan de zieke zich omhoog kan trekken in bed. En natuurlijk het eeuwige aquarelle bloemenschilderijtje aan het voeteneind van het bed.

Maar van de zieke nooit een spoor. En ook niet van het bezoek. Ik stel me altijd zo voor dat de zieke genoeglijk naar Goede Tijden Slechte Tijden ligt te kijken, met een boterhammetje ziekenhuiskaas op schoot en een fles troebele appelsap op het nachtkastje. Aan het oor zo'n plastic oorschelp waar het geluid uit komt en buiten de wereld die gewoon door draait. Of dat de zieke rustig ligt te slapen, met zijn kin op zijn borst gezakt, zijn mond open en zijn echtgenote ernaast, vrolijk tikkend met haar breipennen. Soms fantaseer ik ook dat de zuster binnen komt, op roze Crocs en met haar haar in een kort paardenstaartje, zwaaiend met een thermometer, of voorzichtig balancerend met een kopje thee.

Maar gek genoeg dwalen mijn gedachten later af naar hoe ik eigenlijk denk dat het is. Dat de zieke bleek en met gesloten ogen in bed ligt, de handen gevouwen en een snikkende familie er omheen. Of dat de zieke bijna niet meer rechtop kan zitten van het giftige infuus in haar arm, terwijl ze kaal en walgend kijkt naar het kartonnen kotsbakje op haar schoot. Zo'n ziekenhuisraampje is altijd minder iddylisch dan het lijkt. 

This is not how it works in Holland

'I take your ticket, of you have to pay thirtyfive euro's. Do you hear me? You want pay thirtyfive euro's?' De conducteur bulderde nogal, in de nachttrein van Amsterdam naar Utrecht. De niet-blanke toerist keek hem verbijsterd achterna, toen hij met grote stappen en het ongestempelde kaartje de coupé verliet. 'Wait', riep de toerist zwakjes. Onmiddellijk draaide de conducteur zich om en begon weer te schreeuwen. 'You bought ticket with no datum. That is not how it works in Holland. I take your ticket and you buy new one in Utrecht.' 'But, but...', sputterde de toerist met het meest onbegrijpende gezicht dat ik ooit had gezien. 'I bought this ticket from the machine and...' 'Niks mee te maken', spuugde de conducteur, terwijl zijn sikje op en neer bewoog. 'You have to buy a ticket with a datum, anders I will kick you out of the train. Or do you want a boete of thirtyfive euro's? No? You don't want that? Then I take your ticket. Buy a new one. Want I will control your ticket again in Utrecht.'

Exit conducteur. Paniekerig keek de toerist om zich heen. Maar iedereen was te druk met lezen, naar buiten kijken of zich slapend houden. En ik zat een beetje te ver weg. Dus ik ben ook een hufter.

dinsdag 19 april 2011

In de wachtkamer

'Zitten we allemaal te wachten op een fotootje?', gilde de donkerharige mevrouw in het ontdekkingsreizigershesje toen ze de wachtkamer binnenkwam. 'Ik ben net kloar', lachte de grijzende man met de bollende buik en de stok naar mijn buurvrouw. 'Je had je been gebroken hè?', zei die. 'Is het dan nou weer allemaal goed?' 'Dat zal de foto wel uitwijzen', zei de man, 'maar volgens de dokter is het goed.' 'Maar je ken toch zelf het beste voelen of het allemaal weer lekker sit?', riep de buurvrouw verbaasd. 'Jaja', mompelde de man, 'selluf denk ik: dat gaat nog helemaol niet, maar ja, als de dokter zegt dat het goed is? Ik kom ook tegen de 67 an, in mei, dus we worden ook een daggie ouder hè? 't Hoort 'r allemaal bij, niewaar?'  'Nou, as je weer over de tafel ken springen, kom je maar een bakkie doen, okee?', riep de buurvrouw en wendde zich vervolgens tot mijn andere buurvrouw, een dikke dochter in luipaardprint die zat te wachten naast een leenrolstoel.

'Jij sit 'r ook al effetjes, woar?'  'Ja, me vader mot weer noar s'n longen loaten kijkuh', zei de dikke dochter. 'Dat duurt wel weer tweeënhalf, drie uur hoor. Zit je so an. En dan met dit weer, lekker klaar mee.' Haar Utregs was mogelijk nog onvervalster dan dat van mijn buurvrouw. 'Zit jij ook te wachtuh op een fotootje?' 'Ik wach' op me man', antwoordde de buurvrouw. 'Die donderde gisteren in enen van de trap. Hij zit altijd te timmeren daarboven, dus ik dach', d'r sal wel een blokkie hout naar beneden kommen. Maar nee hoor, lag 'ie doar met z'n twee meter op dat overloopie. En maar schreeuwen hè? "Me rug, me rug!", riep t'ie steeds maar. Ik schrok me naar joh. Want ja, wat ken je doen? Hij is twee meter, 120 kilo en ik mankeer zelf ook het één en ander, dus die til je niet zomaar op, woar? Ik bedoel, we worden allemaal een daggie ouder, niet? Nou ja, toen he'k 'm eerst alles laten bewegen en toen dach' ik: as ik 'm eerst maar es dat bed in krijg. Dat 'ie ken liggen. Dan kunnen we weer es verder kijken. Want om nou 112 te bellen, da's ook weer zo wat, woar? En we hebben laminaat op de slaapkamer, dus toen heb ik 'm getrokken. Ging prima. Gelukkig kon 'ie zelf in bed goan liggen, en toen he'k de dokter gebeld. En nu mot ie dus even een foto laten maken van die rug.'

'Oh ja', verzuchtte de luipaardprint. 'As me vader zou valluh sou ik 'm ook egnie overeind krijgen. Je hep 'm gesien, hij weeg' 130 kilo. En zo benauwd as een maleier. Een buurvrouwtje van me moeder krijg' tenminste zuurstof, maar ze laten hem gewoon creperen. Belachelijk is het. Hij gaat se moeder achterna hoor. Die ging naar de camping, weet je wel, met d'r zuster en die is toen gestikt.'

'Ach', zei de buurvrouw, 'dat zijn nare dingen hè? Maar hij ging anders wel lopend de röntgenkamer in!' 'Joajoa', antwoorde de dikke dochter, 'dan mot 'ie weer indruk maken op de zusters hè? Maar je sel sien hoor, straks komp' íe naar buiten en dan staat 'ie te hijgen als een trekpaard. En dan ken ik 'm weer duwen hoor.' 'Komp' ie dan ook niet meer buiten?', vroeg de buurvrouw. 'Ik sien 'm nooit weer op z'n brommer'. 'Nee joh, daar ken 'ie allang niet meer op', riep de dochter. 'Hij hep nou een scootmobiel, moar die gebruik' ie nauwelijks. Hij is veel te dik joh.'

De deur van de röntgenkamer ging open en daar stond vader. Een buik als een te hard opgeblazen skippybal, in korte broek en hemd en vol tatoeages. En zoals zijn dochter al voorspelde kon hij zijn ene voet in witte sportsok en Adidasslipper niet meer voor de andere zetten. Gauw hees zijn dochter hem in de rolstoel en blies de aftocht naar een andere afdeling. Want zijn 'gastrotechnodingesprikken waren ook nog misluk', dus dat zou wel weer vloekuh worden'. En vloeken werd het.

Nu wendde mijn buurvrouw zich tot mij. 'Kind', zei ze, 'je kijk' je ogen uit hè? Ik zie het aan je. Jaha, 't zijn allemaal echte Utrechters hoor, die je hier ziet. Ik kom oorspronkelijk uit Sterrenwijk hoor, maar deze mensen komen allemaal uit Wijk C. Dat was niks hoor, vroeger. Ik mocht daar niet komen. "Tot aan de C&A en niet verder hoor!", sei me moeder dan. Neuh, dat was niks hoor, Wijk C. En weet je wat ze dan zei'en? "Ik kom uit het centrum." Uit het centrum! Beetje dikdoenerij! Maar nu is Wijk C wel leuk hoor, met al die leuke jonge mensen, enig. En hier zie je mekaar dan allemaal weer terug hè? Want ja we worden een daggie ouder en dan mankeer je nog wel es wat. En dan hoor je veel hoor! Ik zeg altijd maar: ga hier een middagje zitten en je ken een heel boek schrijven.'

Een blog is al een mooi begin.

dinsdag 29 maart 2011

De jeugd van tegenwoordig

Ik heb al uren plezier vandaag. De schilder van de achterburen staat namelijk al de hele middag luidkeels mee te zingen met zijn bespetterde draagbare radiootje en potdomme, wat heeft die man een lekkere stem. Okee, hij heeft 100% NL op staan, of een vergelijkbare zender met Nederlandstalige kutmuziek, maar toch, ook zijn vertolkingen van Frans Bauer, Gordon en Koen Wauters zijn een lust voor het oor. Ik word er vrolijk van, zijn gezang past bij de mooie lentedag die het vandaag is. Bovendien vind ik het mooi om te zien hoe lekker hij zijn werk vindt. Want anders zou je toch niet zo hard zingen? Geruststellende gedachte.

Maar toen kwamen de buurjongetjes uit school. Vermoedelijk ook geïnspireerd door de zon stortten zij zich vol overgave op het bouwen van een hut in de tuin. Leuk. Aandoenlijk ook. Deed me denken aan vroeger, ofschoon ik nooit een hut in de tuin heb gebouwd. De buurjongetjes hoorden de schilder ook kwelen. Maar in tegenstelling tot mij, moesten zij er niks van hebben. 'Hee man, hou es op joh!', hoorde ik ze ineens brullen. En toen ze niet meteen antwoord kregen gilden ze: 'Wat heb ik nou gezegd, ophouden!' Ze hebben blijkbaar geen leuke ouders, of daar in ieder geval iets te goed naar geluisterd. Want echt, een paar seconden later hoorde ik het aloude en oerbekende: 'Ik tel tot drie... en dan hou je op! Eén, twee, drie!'

Nou vraag ik je!? Waar bemoeien die snotjongens zich mee? Laat die man lekker zingen! Gedraag je als een kind en niet als een te wijze volwassene in een te klein lijfje! Ken je plaats! En brul al helemaal niet: 'En ik wil ook niet dat je fluit, potverdomme', toen de schilder uiteindelijk zijn gezang staakte en overging in een prachtig gefluit. En denk maar niet dat er een moeder naar buiten kwam om die kutkinderen terecht te wijzen. Natuurlijk niet. De prinsjes die de jeugd van tegenwoordig zijn. En ik word oud. Denk ik.

vrijdag 25 maart 2011

Vrouw & Fiets

Ik ben trots. Op mijn twee lieve vriendinnen Marijn en Nynke. Want die hebben samen een boek geschreven, dat ik steeds per ongeluk beschrijf als 'Vouw & Fiets'. Daarmee veroveren ze langzaam de halve wereld, want het ligt hoog opgestapeld bij de Broese, ze waren er mee op de radio én gisteren gaven de dames en hun schaamlippen acte de présence bij Paul de Leeuw.

Het boek heet natuurlijk 'Vrouw & Fiets' en is een handboek voor vrouwen die wielrennen of dat willen gaan doen. Het neemt je stapsgewijs mee langs alle wetenswaardigheden die je nodig hebt om een goede fiets te kopen, er lekker op te zitten en hard te kunnen gaan zonder honger, kou of irritante mannen die altijd om het hardst willen. En omdat de meeste vrouwen knopjes, snoertjes en andere vormen van techniek altijd een beetje ingewikkeld vinden en vooral een mooie fiets willen, zeggen Marijn en Nynke gewoon dat je een fiets moet kopen met een Shimano 105 triple erop. Dat is je versnellingssysteem, zal ik maar zeggen. Die heb je in 1000 soorten, maar je moet gewoon deze kopen en dan zit je altijd goed, zeggen Marijn en Nynke. En dat vind ik dan heel geruststellend. Net als dat ze je leren om je eigen band te plakken (door middel van een hilarische fotoserie van Nynke!), maar dat ze er ook bij zeggen dat je voor andere kapotte dingen aan je fiets gewoon even naar de fietsenmaker moet gaan. Ha, fijn.

Opvallend is dat alle interviewers het alleen maar over de schaamlippen van dames willen hebben, die zij volgens het boekje braaf insmeren met vaseline om rauw vlees tussen de benen te voorkomen, net als beklemmingen en andere ongemakken door dat toch wel kleine zadel. Dat heet trouwens een 'sneutje', mooi woord, niet? Terwijl er toch potdikkie wel meer moois in 'Vrouw & Fiets' staat. Om maar eens even iets te noemen:

'Mijn benen trapten mechanisch nog hun rondjes, maar in mijn hoofd hoorde ik het complete Urker Mannenkoor vierstemmig 'Nynke, stap aaaaf, stap aaaaaf, staf aaaaf' zingen. Ik dacht, als ik nou val, dan lig ik tenminste. Dan komt er vast een ambulance met een lekker zachte brancard waar ik da op mag. Dan ben ik van het hele gezeik af. Maar ik viel niet.'

Of:

'Een lekkere fluim snuit men bovenlangs. (...) Voor een snottebel in je rechterneusgat duw je met je linkerwijsvinger je linkerneusgat dicht. Je linkerelleboog bevindt zich daarbij ter hoogte van je borst. Je draait je hoofd naar rechts en trekt je rechterschouder een beetje in. Met een korte, krachtige stoot snuit je het snot over je schouder naar achteren. Snot uitsnuiten doet men met overtuiging. Snuit je een beetje lafhartig, dan ontstaat er een sliert en heb je alsnog een slijmspoor op je mouw en/of wang.'

En tot slot:

'Welke kant moest ik op om in Uithoorn te komen? (...) Ik wikte en woog en dubte. En door dat wikken, wegen en dubben vergat ik helemaal dat ik inmiddels al bijna stil stond. En dat ik mijn schoenen nog niet uit de pedalen had geklikt. Dit probleem merkte ik pas toen ik tergend langzaam omviel. Maar dan ook echt tergend langzaam. Zoals je mensen in films weleens in slow motion op iemand af ziet rennen en met vertraagde stem 'Noooooooooo' hoort roepen. Zo riep ik ook 'nooooooooo!!' Knullig viel ik om.'


Dus lieve mensen: koop dat boek. Want er staan nog veel meer goede tips en fijne anekdotes in... een heerlijk boek voor in de terrasstoel en dan daarna voor op de fiets. Want, dat moet gezegd, ik krijg er echt enorme kriebelbenen van, van 'Vrouw & Fiets'. Dus wie weet zoef ik binnenkort ook nog eens richting Uithoorn.

zaterdag 5 maart 2011

Albert Heijn: opgelet

Gisteren kreeg ik ineens een visioen. Of een déja-vu, zo u wilt. Ik moest ineens verschrikkelijk denken aan de verzameling knijpbeestjes die ik vroeger had. Kent u ze nog? Van die pluizige beertjes, aapjes of andere diertjes, wiens armpjes een wit touw, een plank, het gordijn, de lampekamp of desnoods je neus in een houdgreep hielden. Je kreeg ze op de kermis geloof ik. Of bij de tandarts.

De belangrijkste vraag is natuurlijk: wat is er met mijn knijpbeestjes gebeurd? Of, beter nog, wat is er met de knijpbeestjes in het algemeen gebeurd? Waarom duiken ze nergens meer op, waarom zijn ze nergens meer te krijgen?

Maar wat ik eigenlijk bedoel te zeggen: waarom heeft Albert Heijn er tot nu toe helemaal niet aan gedacht om knijpbeestjes weg te geven bij 10 euro aan boodschappen? Want is er een betere opvolger van het retepopulaire voetbalplaatje of dat andere retroding, de Wuppie, dan het knijpbeestje?

Blof. Of Bløg.

Ze was een jaar of 25. Haar haar was keurig opgestoken met twee bruine haarklemmen en ze droeg een keurige spijkerbroek van een damesmerk waar mijn moeder ook spijkerbroeken van draagt. Daarboven had ze een glanzend zwart truitje aan, dat haar net niet helemaal slanke postuur niet geheel tot zijn recht deed komen.

Helemaal alleen stond ze daar, in een kolkende mensenmassa met aanstekers, camera's en telefoontjes. Haar lippen bewogen nauwelijks, maar ze zong elk liedje van Bløf woord voor woord mee. Terwijl om haar heen uitgebreide kroeggesprekken werden gevoerd of woest werd meegebruld met de grootste hits van de Zeeuwse band, stond zij roerloos naar ze te kijken. Af en toe kon ze echt niet meer stil blijven staan en zwaaide ze zachtjes met haar rechterarm naar Pascal, de zanger die de liedjes zong die zij elke dag opnieuw beluisterde, eenzaam en alleen op haar kamertje in het grote Utrecht. Ze was het middelpunt van haar eigen droomparadijs en dat was aandoenlijk om te zien.

Dit in tegenstelling tot de rest van het publiek. Dat was nogal ehm... divers. Van grijzende lesbiënnes die de ingetogen liedjes van Bløf met hun gevoelige teksten draaiden tijdens hun voettocht door Ierland, tot vijftigers Jan en Mieke uit Son en Breughel, die ooit een cd van Bløf van hun dochter kregen en het 'gewoon keigoed' vinden. Van bierdrinkende dikke dertigers die voor de sfeer en de lol met hun kameraden ook naar concerten van De Dijk en Van Dik Hout gaan, om daar vervolgens twee uur lang aan de bar te gaan staan lullen, tot Miss Etam-dames van het type zeekoe, zoals ze genoemd worden door de roadies van de band, die bij alle concerten van Bløf vooraan staan en na afloop met alle bandleden op de foto willen. En die waren overduidelijk in de meerderheid.

En ja, ik was er ook. Gratis en voor niks. Want een kaartje voor Bløf dat zou ik natuurlijk nooit kopen. Maar ik vond het, alleen al vanuit sociologisch oogpunt, een feest om erbij te zijn.

donderdag 24 februari 2011

Ben je geil, of draag je hakken?

'Hee! Ben je geil?', vroeg de hooguit achttienjarige jongen met bontkraag, gelhaar en sigaret me, terwijl ik hem voorbij liep op het station in Hilversum. Het was half één 's nachts. En ik droeg hoge hakken.

Ik was niet geil, want ik kwam net van mijn werk. Dus dat vertelde ik hem ook. Waar ik naartoe ging, vroeg de jongen vervolgens. 'Naar Utrecht', antwoordde ik. 'Ga je daar uit?', vroeg hij. 'Toevallig wel', zei ik. Het leek me beter de conversatie maar een beetje gaande te houden, want zolang ietwat enge jongens praten, doen ze in ieder geval niets anders.

Hij ging ook uit in Utrecht, vertelde hij, terwijl hij een sigaret van me bietste. Zou ik niet met hem meewillen? Hij zou betalen. Daarop moest ik schamper lachen. 'Dat kan jij toch helemaal niet betalen?' Ik geloof dat ik zelfs nog 'pffft' zei aan het eind van die zin, maar dat weet ik niet zeker meer. In ieder geval vond de bontkraagadolescent me nu niet meer zo leuk en wenkte dus zijn vriendje, dat een stukje verderop tegen de rookpaal hing. Die kon nauwelijks meer op zijn benen staan, maar wist zich toch zo naast me te manoeuvreren dat zijn schouder de mijne raakte. Aan mijn andere zijde stond de ander. En ik voelde me een heel klein beetje bedreigd.

'Hij vroeg of je geil was', begon de dronken vriend. Ik keek eens naar mijn schoenen. Had niet zo'n zin meer in converseren. 'Wil je een lekker trio?' 'Met jullie?', kaatste ik ongelovig terug. 'Ik heb geen seks met minderjarigen!'. Het kwam eruit voor ik er erg in had. Dat liet de vriend niet over zich heen gaan. 'Hoe dichter bij de nul, hoe dikker de lul, wist je dat niet?', grijnste hij. 'Ik geloof er niks van', mompelde ik, terwijl ik voelde hoe ze me allebei van top tot hoge hakken bekeken. En weer terug. Ik wilde heel erg graag dat de trein kwam.

En die kwam. 'Goh', zei de meneer bij wie ik voor een beetje veiligheid in de coupé stapte, 'ze moesten je wel hebben hè?' Toen ik hem vroeg waarom hij niets gedaan had, bleef het stil.

Maar dan vandaag. Ik stond buiten de drogist mijn fiets open te maken. Ik droeg dezelfde hoge hakken. Op het moment dat ik van de stoep afreed, het fietspad op, werd ik ingehaald door een vrolijke meneer met een rode trui aan op een racefiets. Ineens draaide hij zich om. 'Hoi!', riep hij en zwaaide. Ik lachte een beetje schaapachtig en wuifde terug, want ik dacht dat het misschien wel iemand was die ik had moeten kennen maar die ik even niet herkende. Ik fietste door.

Zes meter verder draaide hij zich weer om op zijn zadel. 'Eh', begon hij, 'Wat zie je er leuk uit, zo met die hakken.' Even later zag ik hem aan de horizon verdwijnen. En ik moest glimlachen. Zo kan het dus ook.

woensdag 2 februari 2011

Lieve Kerstboom,

Er moet mij even iets van het hart. Ik zeg het maar ronduit: ik vind je een lelijke verrader. Een lelijke, dure verrader, om precies te zijn. Het begon al met je aanschaf, ergens halverwege december. Dat die zeer aangenaam was, lag niet aan jou, maar aan het sublieme kersterige sneeuwweer en aan mijn gezelschap, dat er, met gevaar voor eigen leven, voor heeft gezorgd dat je heelhuids van het Janskerkhof boven in mijn huis aankwam. Zelf moest je het nogal verpesten, door 45 euro te kosten. 45 euro! Dat is, voor hen die nog terugrekenen, meer dan 100 gulden! Zeg nou zelf, lieve kerstboom, zou jij meer dan 100 gulden uitgeven aan een feestelijk stukje groen in de huiskamer? Nee, dat dacht ik dus ook niet. Maar ik deed het toch wel, want ik snakte als nooit tevoren naar een intieme kerstsfeer in huis, net als vroeger. Daar hoort een grote boom bij, dus zuchtend trok ik mijn portemonnee.

En als het daar dan bij was gebleven? Je leek het in eerste instantie nogal naar je zin te hebben en stond er patent bij:














Stralend zelfs, al zeg ik het zelf. Maar daar kwam vrij snel verandering in. Al op de avond van de aanschaf, liet jij zonder enige gêne honderden naalden vallen. En dat bleef je doen. 'Frrrrrrrt'! hoorde ik dan, als ik de kamer in kwam, even iets uit de boekenkast moest halen, of er op een andere manier ook maar een heel klein beetje luchtverplaatsing was in Huize Huirne. Op dag drie had ik al zeker vier blikken naalden bij elkaar gestofferd. En een sorry van jou kant, ho maar.

Op dag twee besloot je dat honderd brandende kerstlampjes in je onderste takken wel genoeg was, en schakelde je de bovenste helft rücksichtlos uit. Dat ik die net nieuw bij de Blokker had gekocht, deerde je blijkbaar niet. Ik was dan ook volstrekt niet verbaasd dat de nieuwe stekkerdoos geen uitkomst bood.

En ondertussen bleven die naalden maar vallen. Niet alleen als ik bewoog, maar zelfs als ik doodstil op de bank zat, terwijl ik angstvallig mijn adem inhield, hoorde ik het ritmische getik van grotdroge dennennaalden op het laminaat. Ternauwernood wist ik gevoelens van drift in te houden, anders had ik je al vóór de kerst het raam uit geflikkerd. Maar verdrietig was ik wel, intens verdrietig, omdat jij, lieve kerstboom, kennelijk vastbesloten was mij mijn serene 'vrede op aard'-gevoel te ontnemen, zodat het plaats kon maken voor moordneigingen. Pijn deed het.

Na een week ben ik opgehouden met naalden opvegen, omdat elke per ongelukke tik tegen jou, kerstboom, ervoor zorgde dat je meer naalden uitkotste dan ik had kunnen opruimen. Klaar was ik ermee. Met vegen en met jou. Nog nooit heb ik zo reikhalzend uitgekeken naar 27 december dan dit jaar. Weg moest je, en wel heel snel. En ik wist zeker: volgend jaar neem ik een plastic boom.














Het was een heerlijk gevoel om je na de kerst daadwerkelijk uit het raam te gooien. Ha! Van drie hoog naar beneden, zodat je je lekker pijn zou doen! Dat het ook de enige mogelijkheid was om je naar buiten te krijgen zonder het hele huis en het ganse trappenhuis te bevuilen met die afgrijselijke naalden van je, laat ik gemakshalve even achterwege. Maar zelfs toen je geknakt in een plas in de achtertuin lag, leek je me nog grijnzend aan te kijken. Je was niet dood, al leek het daar toch echt heel erg op, die week bij mij in de huiskamer.

Nee. Je was niet dood. En je was ook niet dood te krijgen, bleek vandaag. Vond je het nou echt nodig om tijdens die maand in de buitenlucht prachtig lichtgroen van kleur te worden? Had je er echt plezier in om knopjes te ontwikkelen en zelfs een paar schattige nieuwe takjes? Moest je nou echt per se verder groeien en bloeien, eenzaam in mijn achtertuin, zonder ook maar een fatsoenlijke kluit om je kont mee te krabben? Moest je mij zo verschrikkelijk erg je vrijheidsdrang tonen? 'Nee sorry, ik hou er niet van om opgesloten te zijn op 25 m2 in kamertemperatuur. Dan voel ik me zó naar! Oh, doe mij maar de lekkere frisse buitenlucht, met zijn fijne januarikou, dan gedij ik veel beter!'

Newsflash schat. Je bent een kerstboom. Je bent gezaaid, gekweekt en uitgegraven om op kamertemperatuur een beetje mooi te staan wezen, zo tussen 15 december en 5 januari. Zelf nadenken wordt niet op prijs gesteld, snobistisch gedrag al helemaal niet. Met je 'frrrrrrt!'.

Dus daarom lig je nu in mootjes gehakt in de groencontainer. Wat nou vrijheidsdrang. Vuile verrader.

Liefs van Neeltje

zaterdag 22 januari 2011

Techniek staat voor niks

Vroeger had je een heel leuk tekenfilmpje, The Jetsons. Volgens mij kwam het al uit de jaren 60, want mijn moeder kende het ook, maar het ging over een gezin in de toekomst. Vader, moeder en twee kinderen. Een beetje Flintstone-achtig, maar dan hun tijd ver vooruit. Vader Jetson ging met een soort vliegende schotel naar zijn werk, met een aktentas onder zijn arm, dat dan weer wel, moeder stofzuigde het huis met een robot en de kinderen speelden verstoppertje achter zwevende objecten. Zo moest de toekomst eruit zien, dacht ik. En dan zou er vast nog wel iets gavers uitgevonden worden, zoals een koelkast die wist wanneer de boter op was en dat dan doorbelde aan de supermarkt. Hoe die nieuwe boter dan vervolgens in de koelkast terecht kwam, daar had ik geen beeld van. Vanzelf, vermoedelijk. Nee, ik verheugde me vooral op de beeldtelefoon. Het leek me het einde om mijn oma in Arnhem te kunnen zien, samen met opa aan de thee in de achterkamer, terwijl ik met haar belde. En heel, heel misschien zou dat ooit wel kunnen, als ik groot was.

Inmiddels heb ik een iPhone 4. Met Facetime. En kan ik iedereen zien die ook een iPhone 4 heeft, terwijl ik met ze bel. Ik heb het nog nooit gedaan, want ineens zie ik de toegevoegde waarde niet meer zo. Waarom moet vriendin X zien dat ik ongewassen en ongeschoren op de bank hang, terwijl ik met haar de essentiële zaken des levens doorneem? En zelfs al ben ik leuk aangekleed, met een vleugje mascara en lippenstift op, dan nog zie je alleen maar dat hoofd, met de witte muur achter de bank op de achtergrond. Ik weet het niet.

Maar gelukkig zijn mijn toekomstdromen nog mooier en fantastischer geworden dan ik ooit had kunnen bedenken, als tienjarig meisje voor de tv. Zo luister ik nu bijvoorbeeld op mijn stereo naar het album 'Fire needs air' van Dazzled Kid, oftewel Tjeerd Bomhof, frontman van (het voormalige?) Voicst. Nu draag ik Tjeerd sowieso al een warm hart toe omdat hij de ex is van een voormalig huisgenootje, wat dan toch een band schept, ook al heb ik hem slechts één keer schielijk de douche in zien schieten, maar nu hij op 28 januari dit album uitbrengt is hij echt een vriend voor het leven geworden. U leest het echter goed, het album komt pas op 28 januari uit en volgens de kalender is het nu toch echt pas 22 januari.

Het briljante album staat echter op de Luisterpaal van 3voor12. Dat is al niet meer zo opzienbarend, want we kunnen al een aantal jaren naar 'albums die eraan komen' luisteren via deze website, dus dat is inmiddels alweer gewoon geworden. Alleen beschik ik sinds kort dus over die iPhone 4 en een heel tof kabeltje dat ik aan de ene kant in mijn stereo steek en aan de andere kant in de telefoon. En nu komt dat album, dat nog niet in de winkel ligt en ook nog niet illegaal downloadable is, zomaar door mijn eigenste jaren 90-speakers mijn eigenste huiskamer binnen, terwijl ik zit te tikken, loop te stofzuigen, of gewoon de krant lees, alsof ik het zojuist in mijn cd-speler heb gestopt en op 'play' heb gedrukt. Techniek staat voor niks. En daar word ik dolgelukkig van.

Ik leef nu in de toekomst van The Jetsons. En die is waarachtig nog mooier dan ze het in de jaren 60 konden bedenken en tekenen. Okee, er zijn dan nog wel geen vliegende schotels om je op voort te bewegen, maar de vliegende auto is aanstaande. En er is de iPad. Een computer, krant, boek, muziekspeler, televisie en fotoalbum in één. De iPad is denk ik alles waar ik ooit over fantaseerde toen ik klein was en over het jaar 2000 fantaseerde. Ik kan niet eens onder woorden brengen wat het bestaan van dit apparaat, met al zijn apps en mogelijkheden, met mij doet. Mooier dan dit wordt het niet, toch? Of wel? Ik ga nog maar even een stukje muziek luisteren. De nieuwe 'Krach' staat immers ook op de Luisterpaal. 

Boer Zoekt Vrouw

Ik kom al zes zondagen niet meer buiten. Nu zat ik ook al elke maandag aan de bank vastgeplakt, dus in die zin is het maar goed dat Grey's Anatomy  alweer een tijdje niet uitgezonden wordt. Kan ik m'n vrienden ook weer eens zien. Enfin, de zondag is voor Boer Zoekt Vrouw. En daarna voor Het Spaanse Schaep. Maar toch vooral voor die arme boeren die maar niet aan de vrouw kunnen komen. De pech is alleen dat het geen enkele zin heeft om daar een grappig stukje over te schrijven. Dat doet Nynke namelijk al. En er is nou eenmaal niemand die beter over Boer Zoekt Vrouw kan schrijven dan Nynke. Kijk zelf maar. Hier.

donderdag 6 januari 2011

Fred

De stoep is zijn catwalk, de voorbijgangers zijn publiek. Mijn kapper Fred beheerst een loopje waar BNTM's-catwalkcoach Maryanna nog een puntje aan kan zuigen. En Fred weet dat de mensen naar hem kijken. Daar geniet hij van. Toen hij nog Jennifer Aniston-haar tot halverwege zijn rug had, keken de mensen het meest. Dit haar, deels van hemzelf en deels uit een pakje, viel Fred alleen erg zwaar. Het zat nooit zoals 'ie wilde, het pluiste en hij was de hele dag bezig met föhnen en stylen. Om met zijn eigen woorden te spreken: de emotionele druk van zijn haar werd te groot. En als Fred dat zegt, dan is het zo. Uit ieders mond klinkt dit te belachelijk voor woorden, van Fred neem je het onmiddellijk aan.

Nu is Freds haar weer kort en kijken de mensen alleen nog vanwege de foundation op zijn stoppelkin. Maar Fred kan dat hebben, net als zijn torenhoge hakken. Waarmee hij heupwiegend door de straten gaat. Fred ten voeten uit. I so love him.

zondag 19 december 2010

Sneeuw

Twee ben ik. Ik draag een donkerblauw jasje en een iets te lange witte sjaal. Van mijn rode regenlaarsjes steekt alleen het bovenste randje nog boven de sneeuw uit. Mijn wangen zijn even rood. Het heeft gesneeuwd en ik banjer door de tuin van opa en oma (de foto volgt). Het is 1983.

Door het dolle heen zit ik jaren later in groep vijf of zes. Het heeft gesneeuwd én het waait. Op de parkeerplaats voor het huis van mijn ouders ligt een ware berg sneeuw, waar ik bijna helemaal in pas. Aan het andere eind van de straat ligt niks. En twee dagen later is alles weg. Het rond 1990 zijn.

In de jaren daarna valt er af en toe eens een vlokje. Vriezen doet het wel, want in mijn herinnering zwierde ik elke winter op het ondergelopen weiland van boer Vos rond, waar je elk jaar je schaatsen in kon ruilen voor een grotere maat. De chocola was er lauw, maar ze verkochten er wel marsen en die at ik anders nooit. Maar sneeuw? Kan het me niet herinneren.

Een metershoge sneeuwpop heb ik dan ook nooit gebouwd. Een kleintje trouwens ook niet. Ik heb nooit steentjes verzameld voor de mond, een wortel in zijn kop gestopt bij wijze van neus en ik hoefde nooit bij mama te bedelen om een oude sjaal, laat staan om een bezem. In mijn jeugd lag er eenvoudigweg nooit genoeg sneeuw voor een pop.

Nee, dan de kinderen van nu. Als ik uit het raam van de werkkamer van mijn ouders kijk, waar ik dit stukje schrijf, dan zie ik vijf kinderen met rode konen van de inspanning driftig een iglo bouwen. Aan de andere kant van het grote grasveld rolt een vader met een peuter met een blauw mutsje op een sneeuwpop. En als ik het jongetje in de blauwgeblokte ski-jas mag geloven, is er niks leukers dan voetballen in de sneeuw. En ze hebben allemaal een slee.

Wij hadden ook een slee. Op zolder. Met roestige ijzers. Nooit op gezeten. Maar de kinderen van nu, die boffen maar. Voor het tweede jaar achter elkaar al een dik pak sneeuw. Ik ga maar even meedoen.

woensdag 1 december 2010

In vijf handdrukken de wereld rond

Vannacht moest ik er in een onbewaakt ogenblik ineens aan denken: aan het gegeven dat je slechts vijf of minder handdrukken verwijderd bent van elk ander op de wereld. Op de één of andere manier vraagt iedereen zich dan meteen af hoeveel handdrukken hij of zij verwijderd is van Obama. Blijkbaar wordt die toch nog een beetje gezien als verpersoonlijking van Onze Lieve Heer op aarde. Dus ik vroeg me dat ook af. En tot mijn grote schrik, en tegelijkertijd vreugde, was dit het antwoord:



Het was afgelopen jaar. Op de avond voor de verkiezingen. Toen kwam -toen nog-  premier Balkenende zijn, naar nu bleek en eigenlijk wisten wij dat toen ook al, afscheidsinterview houden in Met Het Oog Op Morgen. Ik gaf hem een hand. En een flesje water. En een gewiekste opmerking. Maar om die hand ging het. Het was dezelfde hand die de hand van Obama had geschud. Daar zit ik dus nog maar een handdruk vandaan. Ik vind dat leuk.

vrijdag 26 november 2010

Omdat het winter wordt

Winter

Je ziet weer bomen
door het bos, en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws
zonder de zon.

En toch is ook de nacht niet
uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt
is het nooit volledig duister, nee,
er is de klaarte van een soort geloof
dat het nooit helemaal donker wordt.
Zolang er sneeuw is is er hoop.


Herman de Coninck
Uit: 'Zolang er sneeuw ligt', 1975.

dinsdag 16 november 2010

Melkertbaan

Kent u hem nog: de Melkertbaan? Deze functie werd in 1994 ingevoerd en vernoemd naar de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken Ad Melkert, die het jaren later nog eens flink om de oren zou krijgen van Pim Fortuyn. De Melkertbaan was een gesubsidieerde baan, om mensen die moeilijk aan het werk kwamen, toch aan een baan te helpen, zonder dat ze daarmee andere mensen op de arbeidsmarkt, die het wat makkelijker hadden qua salarisstrook ontvangen, in de weg zaten. En dus werd ons land binnen de kortste keren bevolkt door conciërges, stadswachters, kringloopwinkelmedewerkers en straatvegers.

Na het vertrek van Ad Melkert uit de Nederlandse politiek werden de Melkertbanen omgedoopt tot Instroom-Doorstroom- of ID-banen, waarbij de naam duidelijker moest refereren aan het uiteindelijk beoogde doel, het (her)integreren van de persoon in de reguliere arbeidsmarkt, weet Wikipedia. Maar helaas, 2004 werd een donker jaar voor de Melkertbaners, of de ID-werknemers: hun baan werd afgeschaft omdat 'ie niet meer zou passen in de krappe arbeidsmarkt.

Voormalig staatssecretaris van Sociale Zaken Jetta Klijnsma pleitte eind 2009 nog voor herinvoering van de Melkertbaan, voor langdurig werklozen. 'Omdat je sommige mensen blijvend moet subsidiëren'. Maar mevrouw Klijnsma, bedoelde u daarmee dan ook de Utrechtse gemeentewerker die ik gisteren de verkeersborden in mijn straat zag schoonmaken met een spons op een stokje en een emmertje sop? De gemeentewerker die wel ijverig het in mijn ogen niet al te smerige stopbord schoonsopte, maar het alleen niet de juiste kant op draaide? Zodat de mensen die uit de parkeergarage komen dat hele bord niet kunnen zien, en al helemaal niet dat het blinkend schoon is? Echt waar? Goh.

maandag 15 november 2010

Tranen om Sint Maarten

'Ik ga jullie een verhaal vertellen', zei juf Ria op 10 november 1987. 'Het gaat over een Sunte Maart'n, een heilige van heel lang geleden. Sunte Maart'n was een stoere ridder, met een mooie rode mantel om, die in zijn eentje in een koude, gure sneeuwstorm belandde. Maar omdat hij zijn paard niet te moe wilde maken, liet hij het dier niet rennen, maar rustig doorstappen. Op een gegeven moment kwam hij bij een stad, waar hij graag wilde logeren. Bij de stadspoort zat een zwerver, die niets meer aan had dan een paar lappen. De zwerver had het koud. Daarom scheurde Sunte Maart'n een stuk van zijn mooie rode mantel af, om aan de zwerver te geven. En omdat wij dat zo fijn vinden van Sunte Maart'n, mogen de kinderen nu elk jaar op 11 november langs de deuren met een lampion. Om snoep op te halen in ruil voor een liedje. Want ja, aan een rode mantel heb je niet zoveel meer hè?'

Dat Sunte Maart'n, oftewel Sint Maarten, diezelfde nacht een droom had waarin Christus, want hij was de zwerver natuurlijk, zijn rode mantel droeg, duivelsuitdrijver en later zelfs bisschop werd, vertelde juffrouw Ria er voor het gemak maar niet bij. Wel leerde ze ons een liedje:

Vandaag is 't Sunte Marten en morgen Sunte Kruk.
Wi'j hebt nog goeie harten wi'j sloat ze stuk veur stuk.
Hölleken op een tölleken, Sunte Martens kölleken.
Geef wat, hol wat, geef den armen Thomas wat.
‘k kwam eens bij een rijke man, den zovele geven kan,
gevend zal hij leven, Zalig zal hij sterven,
de hemel zal hij erven, God zal hem belonen met honderddoezend kronen.
Met honderddoezend rökskes an.
En doar kump Sunte Marten an. 


Een Grols Sint Maarten-lied. God, wat keek ik neer op kinderen die alleen maar zongen over koeien met staarten en meisjes met rokjes aan. Ík wist tenminste wat het échte lied was! Zo had ik ook een hartgrondige hekel aan kinderen met een zelfgemaakte, of nóg erger, gekochte papieren lampion met zo'n armetierig kerstlampje erin. Je ging in onze contreien langs de deuren met een mangel: een bij de boer gekochte suikerbiet die we eigenhandig uitholden, en er een gezichtje in sneden. En daar kwam een echt brandend waxinelichtje in. Met écht vuur!

En vervolgens at ik me de hele week ongans aan schurftige minimarsjes, kleverige dropjes, keiharde taaitaaipoppen en uit elkaar vallende lollies. En alles had dezelfde smaak, van het langdurige verblijf met elkaar in het linnen tasje -want dat droeg je zo makkelijk over je schouder-.

henkkuiper.com
En toch. Toch beleefde ik mijn mooiste Sint Maarten pas dit jaar, op 11 november 2010. Ik fietste aan het begin van de avond, op het moment dat ik vroeger nog ruim achter de boerenkool zat, maar niet kon wachten om naar buiten te gaan, in het net-donker naar huis. Her en der kwamen wat flarden kindergezang uit de straten, maar écht begonnen was de Sint Maarten-avond nog niet.

Het wachten was op de klokken van de Dom, die om klokslag zeven uur begonnen te beieren. Allemaal. Heel erg hard en heel erg mooi. De stad Utrecht betoonde zijn eer aan Sint Maarten, de schutspatroon van de stad. Aan de toren en aan diverse huizen wapperde de Utrechtse stadsvlag. We vierden met zijn allen Sint Maarten. Opdat niemand zijn goede daad mag vergeten. En ja, daar moest ik dus een beetje van huilen.

vrijdag 5 november 2010

De beide exen H. En Morrissey.

Ik heb ze wel uitgekozen, die exvriendjes van me. Allemaal muziekfreaks tot en met. Zo hield ex H. van alles, maar toch vooral van de Smashing Pumpkins, waarover hij het niet kon laten wekelijks een spreekbeurt te houden, onderwijl liefdevol het koffertje met b-kantjes en andere rariteiten aaiend. Mijn andere ex H. was echter groot fan van The Smiths. Daar had ik toentertijd niet of nauwelijks van gehoord. Nou ja, Bigmouth Strikes Again kwam regelmatig voorbij bij de Arbeidsvitaminen en dat vond ik wel een lollig liedje, zeker door dat grappige stemmetje erbij. Bovendien deed het me ernstig aan de jaren tachtig denken, ik zag mezelf weer op mijn driewieler door de huiskamer rijden en dat was fijn, want ik ben nogal nostalgisch.

En toen kwam dus ex H. De eerste. Met zijn enorme voorliefde voor The Smiths. Hij had alles van The Smiths. Cd's met a- en b-kantjes, concertregistraties op dvd en alle extra's die ooit waren uitgekomen. Hij had alleen geen posters en merchandise. Geloof ik. Maar misschien heb ik dat ook bewust verdrongen. Enfin. Het mooie van ex H de eerste was vooral dat hij eigenlijk een hekel had aan Morrissey, de zanger van The Smiths. Diep in zijn hart vond H. Morrissey een over het paard getilde, arrogante eikel die niet eens per se zo'n mooie stem had. Maar ja, het totaalplaatje hè?

Ik was vooral verbaasd. Over de grote liefde die mannen kunnen opvatten voor bands. Of het nu The Smiths zijn, The Cure of The Smashing Pumpkins, Nirvana, Queen of U2 voor mijn part: mannen zitten er, als ze er echt voor gaan, helemaal van top tot teen in. Dat hebben wij vrouwen niet. Wij verzamelden braaf posters, plaatjes en cassettebandjes van Take That en Boyzone, maar toen we eenmaal 18-plus waren, was dat heel snel afgelopen. Wij verzamelen niet meer, wij kopen gewoon wat we leuk vinden en kunnen daar al helemaal geen spreekbeurten over houden. We weten nauwelijks wie de zanger is van het bandje dat we hebben opgezet.

Toch ben ik door ex H. II veel meer van muziek gaan houden dan ik daarvoor deed. Veel en veel meer. Ex H. II heeft mij laten zien wat echte liefde is. Voor muziek. En ex H de eerste heeft ervoor gezorgd dat The Smiths voor altijd op mijn iPod staan. Ik heb The Smiths in mijn hart gesloten omdat ze me doen denken aan de tijd met ex H. de eerste in Groningen. Aan de vele uren op de bank, met cd-boekjes overal uitgespreid. Aan mijn gegaap voor de tv bij een concertregistratie waar over een paar seconden 'echt iets heel gaafs' zou gaan gebeuren. Aan de cd-kast waar ik eigenlijk niet aan mocht zitten. Aan onze ritjes in de auto, waarbij ik, tot zijn afschuw, uit volle borst To die by your side is such a heavenly way to die zong. Aan de heel vele keren dat het uit ging en vrijwel meteen weer aan. Ex H. is inmiddels getrouwd. En Morrissey is voor mij vooral een stijlicoon geworden. Want zeg nou zelf: willen we er niet allemaal zo uit zien als in 'Stop me if you think you heard this one before'? Of zien we er al allemaal zo uit?