zondag 12 maart 2006

Neeltje gaat op stage (en deed dat al eens)!

Aanstaande maandag moet ik een formulier inleveren bij Journalistiek. Een groot formulier van vier kantjes, met diverse hokjes en lijntjes en vakjes en strepen. Op dit formulier staan vragen die ik moet beantwoorden. Vragen over een te lopen stage. Welke? Hoe? Wanneer? Met wie? Waarom? Ik wil bij het Jeugdjournaal. Of bij De Wereld Draait Door. Of bij Andere Tijden. Of bij Kunststof op de radio. Of gewoon ergens anders waar het leuk is. Het lijkt me leuk! Journalistiek bedrijven in het echt! Maar ik zie er ook wel een beetje tegenop. Want ik heb namelijk al eens stage gelopen. En daar schreef ik ooit onderstaand artikel over...

Neeltje op kantoor?

‘Dit zijn Wilfred en Bernhard, de controllers en daar zit Ineke van algemene en bestuurlijke zaken. Zij doet het personeelsbeleid, snap je?’ Ik knik en geef Wilfred en Bernhard en Ineke een hand. ‘Dit is Neeltje, zij komt voor het Forum Wonen een onderzoek doen naar kunst in de wijk en zal hier de komende drie maanden geregeld rondlopen. Ze heeft de kamer naast jullie.’ Bernhard en Wilfred en Ineke mompelen instemmend en buigen zich weer over hun rekenmachines cq. computer. ‘Kom, dan laat ik je nu de afdeling Financial Support en Development zien’, zegt Letty, mijn stagebegeleidster bij de Alliantie. De Alliantie is een wooncorporatie met ruim 50.000 woningen, voornamelijk in Amsterdam, Almere, Amersfoort, Huizen en Hilversum. En ik ga daar stage lopen. Voor het Forum Wonen, de maatschappelijke adviesraad en ‘denktank’ van de concerndirectie van de Alliantie. De man van een docent van mij werkt daar als manager Strategie en Innovatie en zo, via via, rolde ik achter een computer in een echte werkkamer in een heus kantoor. Om onderzoek te doen naar de bijdrage van kunst in de wijk op de positieve beleving van de woonomgeving, door bewoners van huizen van de Alliantie. Het klonk best leuk, maar nu, tijdens de rondleiding langs werkkamers van mensen met zeer ingewikkelde functies, met nog moeilijkere namen, zakt de moed mij in de schoenen…

De Alliantie is een kantoor. Een vreselijk echt kantoor. Zo’n kantoor waar je heen gaat in je lease-auto met een aktetas onder je arm en een beige regenjas eroverheen. Zo’n kantoor met een receptie en een wachtplek voor gasten, een koffieautomaat op de gang, parkeerplekken met naambordjes, een reprokamer met daarin een kast met alle mogelijke kantoorartikelen op grote voorraad en een enorme printer annex scanner annex fax annex kopieerapparaat, een kantine met buffet en broodjes kroket, een watermachine op de gang, toiletten met automatische geurverdrijver, intranet, een papierversnipperaar waarin wel 40 pagina’s tegelijk kunnen, een directiekamer met enkelhoge vloerbedekking en een glanzende vergaderhoek, een lift, een automatische postdienst, een planten-en bloemenverzorger, schoonmakers, glazenwassers, zonneschermcontroleerders, twee directiesecretaresses en een heleboel werknemers in jassen en dassen en rokjes en op hakken. En voor iedereen een eigen kamer.

Zo ook voor mij. Een onbetekende stagiaire in spijkerbroek en op gympies, die ‘iets’ doet met kunst, temidden van ratelende calculators, functioneringsgesprekken, financieringstekorten, rinkelende telefoons en verlofaanvragen. Daar zit ik dan, in mijn eigen werkkamer met uitzicht op de zeilboten in de haven, aan mijn eigen enorme bureau, mét vergaderhoekje, achter mijn eigen computer, te typen vanuit mijn eigen emailadres, onderwijl pratend door mijn eigen telefoon met mijn eigen nummer. Mijn eigen visitekaartjes liggen in mijn eigen visitekaartjeshouder voor mijn neus. Zodat ik er steeds even naar kan kijken. Om mezelf vervolgens even te knijpen, want ja: het is echt waar. Ik heb een heuse echte eigen werkplek, in een heus echt kantoor…

Maar alles went. Ook zo’n prachtige werkkamer met hoogpolig tapijt, een bureaustoel met alle mogelijke standen en anti-RSI-armsteun en verse cappuccino wanneer je maar wilt, gaat op den duur vervelen. Als om je heen iedereen druk is met cijfers, klanten, zijn stropdas en telefoneren en jouw echte eigen telefoon nooit gaat en niemand eens komt vragen wie je nou eigenlijk bent en wat je nou precies doet… dan wordt het best een beetje saai. Het valt zelfs een beetje tegen. Daar zit je dan, in je eentje, een onderzoek uit te voeren op een kantoor waar niemand ooit van kunst heeft gehoord. Terwijl buiten de vogels fluiten, bootjes wegvaren, je vrienden nog hun roes liggen uit te slapen en ’s middags koffie gaan drinken, mensen boodschappen of echt leuke dingen doen, zit jij binnen. Als werknemer op een kantoor. Een echt, heus kantoor. Waar je bent gekomen met de bus, je tas om je schouder en je H&M-jack gewoon aan. Om 36 uur in de week te werken. Dat is eigenlijk helemaal niet zo leuk. Ook niet als je binnen de vier muren van het kantoor alles hebt wat je hartje begeert. Zelfs een Power Dave naast je bureau verandert daar niets aan.

Als snel begin ik te verlangen naar mijn oude leventje. Die overdaad aan luxe weegt toch niet op tegen het vrije bestaan van een student. Onderzoek doen is minder gruwelijk dan ik had verwacht, ik kan doen wat ik wil en ik ontmoet een hoop interessante, rare en heel bijzondere mensen, maar toch. Het gevoel van opgesloten zitten in een kantoor, met veel gebakken lucht, die niet wordt veroorzaakt door de uitsmijters tijdens de lunch, grijpt me regelmatig naar de keel. Dit is niks voor mij, daar ben ik wel achter. Ik hoef geen eigen vulpenvullingen en een saucijzenbroodje voor de lunch, ik wil geen nette kleren, een flat screen en een muis zonder snoer. Ik wil een potlood en een schriftje en een hoop mooie ideeën en leuke mensen om die mee uit te voeren, in mijn spijkerbroek en op mijn blote voeten. Ik werk in de winter bij de kachel en in de zomer in het park. Ik wil niemand, helemaal niemand, die mij zegt wat ik moet doen, wanneer het af moet en hoe het eruit moet zien. Nee, ik ga nooit nooit nooit op een kantoor!

Ik trouw gewoon een miljonair!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten